Dicht bij Kampen, in een klein dorpje, woonden een man en een vrouw met een boel kinderen, die hun kost verdienden met vissen, weven en wild strikken. Eens, op een avond, toen de man uitging om nog even naar zijn zalmfuik en zijn vosseval te kijken, vond hij op de weg een grote zak met geld. In plaats van naar de zalmfuik en naar de vosseval te kijken, ging hij gauw naar huis terug om zijn Griet eens met de zak vol geld te verrassen. Toen hij evenwel dicht bij huis was, bedacht hij zich en zei tegen zichzelf: als ik dat aan mijn vrouw vertel, dan is er een grote kans dat morgen iedereen het weet. Hij ging daarom op zijn schreden terug, zette de zak met geld achter een dikke boom en ging naar de vosseval en de fuik: in de val zat een vos en in de fuik een zalm. Hij maakte ze allebei dood en stopte de vos in de fuik en de zalm in de val, en daarna ging hij naar zijn Griet, die druk zat te weven. "Och Griet," riep hij, "ga toch eens gauw met mij mee. 't Is zo donker, ik...
Reacties
Een reactie posten